ECLI:NL:CRVB:2022:2074

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 september 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
20/165 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep na wijziging bestreden besluit door Uwv en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 september 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, maar heeft dit hoger beroep ingetrokken nadat het Uwv op 19 mei 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar had genomen en het bezwaar alsnog gegrond had verklaard. Appellant verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten.

De Raad overweegt dat, volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. Aangezien het Uwv de gemaakte kosten in de bezwaarfase heeft erkend, moest de Raad enkel oordelen over de kosten die in beroep en hoger beroep zijn gemaakt. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de proceskosten moet worden veroordeeld, omdat aan appellant is tegemoetgekomen.

De totale proceskostenveroordeling, inclusief kosten voor rechtsbijstand en deskundigenkosten, is vastgesteld op € 4.392,90. Dit bedrag omvat onder andere de kosten voor verleende rechtsbijstand en de kosten van deskundigen die rapporten hebben opgesteld. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 29 september 2022
20/165 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 10 december 2019, 18/1274 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. B.J.M. de Leest, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 19 mei 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Appellant heeft een reactie ingezonden.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

1. Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
2. Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken nadat het Uwv heeft besloten tot wijziging van het bestreden besluit en het bezwaar alsnog gegrond heeft verklaard.
3. Omdat het Uwv de gemaakte kosten in de bezwaarfase inmiddels heeft toegekend, moet de Raad alleen nog oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten. Omdat aan appellant is tegemoetgekomen, ziet de Raad aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
4. De proceskosten voor verleende rechtsbijstand worden, op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.897,50 ,- in beroep (1 punt voor het indienen van het (aanvullend) beroepschrift, 1,5 punt voor het bijwonen van de zittingen) en € 759,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het (aanvullend) hogerberoepschrift met een waarde per punt van € 759,-).
5. De vergoeding voor de kosten van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht, wordt berekend conform het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Bts). Appellant heeft in hoger beroep een medisch en arbeidskundig rapport van verzekeringsarts P.J.A.J. van Amelsfoort en arbeidsdeskundige M. Overduin ingezonden. Voor de werkzaamheden van het onderzoek door Van Amelsfoort en Overduin heeft appellant verzocht om vergoeding van € 1.037,04 en € 388,89, voor werkzaamheden van 11 uur op basis van het in overeenstemming met het voor 2020 geldende uurtarief op grond van het Bts van € 129,63 per uur. De gemaakte kosten van deze deskundigen komen voor vergoeding in aanmerking. Op grond van artikel 15 van het Bts worden de bedragen verhoogd met de omzetbelasting die daarover is verschuldigd. De vergoeding van de kosten van het door Van Amelsfoort en Overduin opgemaakte rapport van 25 februari 2021 wordt vastgesteld op totaal € 1.725,38 (inclusief omzetbelasting).
6. De door appellant gemaakte reiskosten van € 11,02 die appellant heeft moeten maken voor het bezoek aan de door de Raad benoemde deskundige komen voor vergoeding in aanmerking.
7. De totale proceskostenveroordeling, bestaande uit kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand en deskundigenkosten, bedraagt alsdan € 4.392,90.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 4.392,90.
Deze uitspraak is gedaan door T. Dompeling, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 september 2022.
(getekend) T. Dompeling
(getekend) M.D.F. de Moor