ECLI:NL:CRVB:2022:2070

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 oktober 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
22-743 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herziening van uitspraak niet-ontvankelijk wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft verzoeker, woonachtig in Marokko, een verzoek om herziening ingediend tegen een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 30 juli 2020. Dit verzoek is gedaan in het kader van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat verzoeker niet tijdig het verschuldigde griffierecht van € 136,- heeft betaald. Verzoeker is herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, zowel per brief op 10 maart 2022 als per aangetekende brief op 10 april 2022. In deze brieven werd duidelijk gemaakt dat het griffierecht uiterlijk 28 dagen na verzending van de eerste brief en binnen vier weken na de tweede brief betaald moest zijn.

Aangezien het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is voldaan, heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat verzoeker in verzuim is geweest. De Raad heeft geconcludeerd dat het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk is, wat betekent dat het verzoek niet inhoudelijk behandeld kan worden. De beslissing is genomen zonder verder onderzoek, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, met J.E. Eikelenboom als griffier, en is openbaar uitgesproken op 20 september 2022. Tegen deze uitspraak staat een mogelijkheid tot verzet open voor belanghebbenden binnen zes weken na verzending van het afschrift van de uitspraak.

Uitspraak

Datum uitspraak: 20 september 2022
22/743 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 in verbinding met artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het verzoek om herziening tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 30 juli 2020, 18/4861 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats], Marokko (verzoeker)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Verzoeker heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 30 juli 2020.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:119, tweede lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het verzoek om herziening.
Bij brief van 10 maart 2022 is verzoekster erop gewezen dat een griffierecht van € 136,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 10 april 2022 is verzoekster nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief op de in die brief genoemde bankrekening dient te zijn bijgeschreven dan wel contant moet zijn betaald op het bezoekadres van de Raad. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, verzoekster er rekening mee moet houden dat de procedure niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat verzoekster niet in verzuim is geweest. Het verzoek om herziening is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek om herziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van J.E. Eikelenboom als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 september 2022.
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.