Uitspraak
18.4861 ANW
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, geboren in 1968 en woonachtig in Marokko, had een aanvraag ingediend voor postume toelating van haar overleden echtgenoot tot de vrijwillige ANW-verzekering. De aanvraag was echter niet binnen de wettelijke aanmeldingstermijn ingediend, wat leidde tot afwijzing door de Sociale verzekeringsbank (Svb). De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad overwoog dat de door appellante aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van een bijzonder geval dat de Svb zou verplichten om van de aanmeldingstermijn af te wijken. De aanvraag was gedaan op 6 oktober 2016, terwijl de aanmeldingstermijn al verstreken was. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de aanvraag niet voldeed aan de wettelijke voorwaarden voor toelating tot de vrijwillige verzekering.
De Raad merkte op dat de echtgenoot van appellante op het moment van zijn overlijden geen verplichte verzekering had en dat de aanvraag voor de vrijwillige verzekering niet binnen het vereiste tijdsbestek was ingediend. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.