ECLI:NL:CRVB:2022:204
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek door verzekeringsartsen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Limburg. Appellant, die zich ziek had gemeld op 3 mei 2017, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze uitkering met ingang van 1 mei 2019, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging.
De Raad oordeelde dat het Uwv zorgvuldig onderzoek had verricht. De verzekeringsarts had de medische situatie van appellant grondig onderzocht en een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. De arbeidsdeskundige had op basis van deze FML functies geselecteerd die appellant kon vervullen, ondanks signaleringen van mogelijke overschrijding van de belastbaarheid. Appellant voerde aan dat het onderzoek niet zorgvuldig was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn psychische problematiek. Hij verzocht om een onafhankelijke deskundige, maar de Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om aan het medisch onderzoek van het Uwv te twijfelen.
De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat de functies die aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag lagen, geschikt waren voor appellant. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om een deskundige af. De beslissing van het Uwv om de WIA-uitkering te weigeren werd daarmee bekrachtigd.