ECLI:NL:CRVB:2022:203

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 januari 2022
Publicatiedatum
31 januari 2022
Zaaknummer
20/4183 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen Uwv na intrekking van het beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 januari 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een proceskostenveroordeling na de intrekking van het hoger beroep door appellant. Appellant had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv, dat op 23 augustus 2021 werd herzien, waarbij het bezwaar van appellant alsnog gegrond werd verklaard. Appellant werd met terugwerkende kracht in aanmerking gebracht voor een IVA-uitkering, omdat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was. Na deze beslissing trok appellant zijn hoger beroep in, maar verzocht hij de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv aan appellant tegemoet is gekomen en heeft het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de kosten die appellant heeft gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar, beroep en hoger beroep. De totale kosten, inclusief rechtsbijstand en medische kosten, zijn vastgesteld op € 5.116,-. De uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van griffier E.X.R. Yi, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 24 januari 2022
20/4183 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 4 november 2020, 19/2955 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. B.L. van den Oever hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingezonden.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en op 23 augustus 2021 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Appellant heeft vervolgens het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

1. Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Op grond van artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
2. Het Uwv heeft bij beslissing op bezwaar van 23 augustus 2021 het bezwaar van appellant tegen een besluit van 28 januari 2019 alsnog gegrond verklaard en appellant met ingang van 14 februari 2019 in aanmerking gebracht voor een IVA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, omdat hij met ingang van die datum volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
3. Hiermee is het Uwv aan appellant tegemoetgekomen. Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
3.1.
Appellant heeft in bezwaar en in hoger beroep de cardiologen dr. C.M.C. van Campen en prof. dr. F.C. Visser, beiden verbonden aan de Stichting CardioZorg, verzocht om zijn casuïstiek te beoordelen. Zij hebben hun bevindingen neergelegd in brieven van 8 mei 2019 en 2 mei 2021. De kosten hiervan bedragen volgens de door appellant overlegde nota’s van 29 maart 2019 en 2 mei 2021 respectievelijk € 725,- (exclusief btw) en € 652,50 (exclusief btw). Het Uwv heeft de hoogte van deze nota’s niet betwist. Deze kosten van in totaal € 1.377,50 komen voor vergoeding in aanmerking.
3.2.
De kosten van rechtsbijstand worden, op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.082,- in bezwaar (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting), € 1.518,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 1.138,50 in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift en 0,5 punt voor het indienen van een reactie). In totaal betreft dit een bedrag van € 3.738,50.
4. Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 5.116,-.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van E.X.R. Yi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2022.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) E.X.R. Yi