ECLI:NL:CRVB:2022:2011
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 september 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Appellante, die als taxichauffeur werkte, had zich op 3 september 2018 ziek gemeld met psychische klachten. Na een medische beoordeling door het Uwv werd vastgesteld dat zij met inachtneming van haar beperkingen belastbaar was, maar minder dan 35% arbeidsongeschikt. Het Uwv weigerde daarom de WIA-uitkering met ingang van 31 augustus 2020.
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank Limburg bevestigde het besluit van het Uwv, waarbij werd opgemerkt dat er geen concrete medische gegevens waren die het oordeel van de verzekeringsarts konden ondermijnen. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat zij geen benutbare mogelijkheden had door haar ernstige psychische klachten.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De Raad onderschreef de conclusies van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige, die hadden aangetoond dat appellante in staat was om de geselecteerde functies te vervullen, inclusief het volgen van een interne opleiding. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de vordering van appellante af.