ECLI:NL:CRVB:2022:1990
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die zich ziek had gemeld met knieklachten en andere gezondheidsproblemen, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze aanvraag, omdat appellante minder dan 65% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze weigering ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellante, die stelde dat haar beperkingen waren onderschat en dat zij niet in staat was de geselecteerde functies te vervullen, opnieuw beoordeeld. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige voldoende zorgvuldig te werk waren gegaan en dat de medische beoordeling van appellante adequaat was. De Raad bevestigde dat de functie van administratief ondersteunend medewerker geschikt was, ondanks de beperkingen van appellante op het gebied van samenwerken.
De Raad concludeerde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was en dat de weigering van de WIA-uitkering gerechtvaardigd was. De eerdere uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.