4.2.De rechtbank wordt voorts gevolgd in het oordeel dat het Uwv, uitgaande van de juistheid van de in bezwaar bijgestelde FML van 13 augustus 2019, voldoende heeft gemotiveerd dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellant. Wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd geeft geen aanleiding voor een ander oordeel. Overwogen wordt als volgt.
4.2.1.Appellant acht de functies niet geschikt vanwege problemen met het zien. Uitgaande van de juistheid van de in de FML van 13 augustus 2019 vastgelegde beperkingen bestaat er geen aanleiding de functies op dit vlak ongeschikt te achten. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 18 januari 2020 overtuigend gemotiveerd dat de werkzaamheden in de (deel)functies wikkelaar, tester en printmonteur voornamelijk fijn motorisch priegelwerk inhouden hetgeen voor appellant, ondanks dat hij enige problemen ervaart met diepte/afstand zien, zo blijkt uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 30 december 2020, goed mogelijk is.
4.2.2.Appellant acht de functies van controleur, tester elektrotechnische apparatuur en productiemedewerker industrie (printmonteur conventioneel) niet geschikt vanwege de belasting op duwen en trekken van een kar en zijn beperking op dit punt vanaf 10 kilo.
4.2.3.Uit de functieomschrijving blijkt dat in de functie van controleur, tester elektrotechnische apparatuur een kar wordt opgehaald en naar de werkplek dient te worden gereden. Ten aanzien van het aspect duwen/trekken is geen kenmerkende belasting opgenomen. In de functie van productiemedewerker industrie (printmonteur conventioneel) is eveneens geen kenmerkende belasting op item 4.13 opgenomen, maar uit de functieomschrijving blijkt dat er wel sprake is van duwen en/of trekken van een materiaalwagen.
4.2.4.De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 5 november 2021 desgevraagd toegelicht dat een duw- of trekbelasting van 0-5 kgf in een functie door de arbeidskundig analist in het CBBS niet wordt gescoord. Aangezien in beide functieomschrijvingen geen belasting op duwen en trekken staat vermeld, kan worden aangenomen dat in beide functies sprake is van een duw- en trekkracht van minder dan 5 kgf. De voor appellant geldende belastbaarheid op duwen en trekken van 10 kgf wordt daardoor in de functies niet overschreden. Aanvullend heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep nog aangegeven dat de arbeidskundig analist bij beide functies de werkplek heeft bezocht, hij daarbij de vereiste duw- en trekkracht heeft onderzocht en door middel van daarvoor geschikte apparatuur heeft vastgesteld dat die minder dan 5 kgf bedraagt. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft daaraan toegevoegd dat ook bij het verplaatsen van een kar met een gewicht van 12 tot 15 kilo de duw- en trekkracht onder de 5 kgf kan liggen, omdat sprake is van het horizontaal verplaatsen van een dergelijk gewicht op een goed rollende kar met harde banden/wielen over een vlakke ondergrond.
4.2.5.De Raad ziet geen aanleiding voor twijfel aan deze toelichting van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Naar vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 8 augustus 2006, ECLI:Nl:CRVB:2006:AY6390) dient in beginsel te worden uitgegaan van de juistheid van de in het CBBS opgenomen gegevens. Een uitzondering op die regel kan worden aangewezen indien een betrokkene erin slaagt om de juistheid van de aan het CBBS ontleende gegevens van feitelijke aard voldoende gemotiveerd te bestrijden of indien de rechter zelf twijfelt aan de juistheid van deze gegevens. In hetgeen appellant heeft aangevoerd ziet de Raad geen aanleiding de juistheid van de door de arbeidskundig analist op de werkplek feitelijk vastgestelde duw- en trekkracht van minder dan 5 kgf in twijfel te trekken. Gelet hierop is er ook geen aanleiding op dit punt een deskundige in te schakelen teneinde die metingen te controleren, zoals door appellant verzocht. Het Uwv heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de belastbaarheid van appellant ten aanzien van duwen en trekken niet in de weg staat aan het verrichten van de functies van controleur tester en productiemedewerker industrie (printmonteur conventioneel).
4.2.6.Appellant wordt niet gevolgd in zijn standpunt dat de functies van wikkelaar en productiemedewerker industrie (printmonteur conventioneel) niet geschikt zijn in verband met het boven schouderhoogte actief zijn. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft inzichtelijk gemotiveerd dat appellant in de functie van wikkelaar een opstapje kan gebruiken dat op de werkplek kan blijven staan, waardoor de reikhoogte dusdanig wordt teruggebracht dat de belastbaarheid van de linkerarm voor wat betreft het boven schouderhoogte actief zijn niet wordt overschreden. Ten aanzien van de functie van de productiemedewerker industrie (printmonteur conventioneel) heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep aangegeven dat er niet tweehandig boven schouderhoogte wordt gewerkt en men bij alle handelingen die boven schouderhoogte moeten worden verricht de keuze heeft om dit met links of rechts te doen. Er is geen aanleiding de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in dit standpunt niet te volgen.
4.2.7.Tot slot bestaat er geen aanleiding appellant te volgen in zijn standpunt dat de functie van productiemedewerker industrie (printmonteur conventioneel) voor hem ongeschikt is wegens een overschrijding van zijn belastbaarheid in verband met hoofdbewegingen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft toegelicht dat in deze functie bij het pakken van componenten uit de bakjes die op een hoogte van ca. 70 cm staan vanuit een zittende positie omhoog wordt gekeken. Door de componenten vanuit een staande positie te pakken, kan omhoog kijken worden vermeden omdat de bakjes zich dan op ooghoogte bevinden. Nu appellant volgens de FML het hoofd op zich ongehinderd kan bewegen en daarbij slechts de uiterste standen bij het naar links en omhoog kijken dient te vermijden, acht de Raad deze toelichting overtuigend.
4.2.8.De aangevoerde gronden van appellant tegen de als reservefunctie geselecteerde functie van medewerker intern transport kunnen verder onbesproken blijven, aangezien deze functie geen rol heeft gespeeld bij de schatting.