ECLI:NL:CRVB:2022:1972

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 september 2022
Publicatiedatum
14 september 2022
Zaaknummer
22/182 WIA-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verhoging WIA-uitkering wegens gebrek aan hulpbehoevendheid

Op 1 september 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/182 WIA-PV. Deze uitspraak betreft het hoger beroep van een appellant tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 6 december 2021, waarin het beroep van de appellant ongegrond werd verklaard. De appellant had een aanvraag ingediend voor verhoging van zijn WIA-uitkering op basis van hulpbehoevendheid. De rechtbank oordeelde dat niet was aangetoond dat de appellant feitelijk hulp nodig had bij essentiële dagelijkse levensverrichtingen zoals douchen, naar het toilet gaan en aankleden. Hierdoor werd niet voldaan aan het criterium van geregelde verzorging.

In hoger beroep heeft de appellant geen nieuwe medische gegevens of gronden ingediend die de eerdere beslissing konden onderbouwen. De gronden die hij aanvoerde waren in wezen dezelfde als die in de eerdere procedure, en deze waren door de rechtbank uitvoerig weerlegd. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en bevestigd dat het Uwv terecht de aanvraag om verhoging van de uitkering heeft afgewezen. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten, en de beslissing is uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

22.182 WIA-PV

Datum uitspraak: 1 september 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 6 december 2021, 20/496 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Zitting heeft: T. Dompeling
Griffier: A.M.M Chevalier
Ter zitting zijn appellant en zijn gemachtigde – met bericht – niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door drs. J.C. van Beek.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen de beslissing op bezwaar van 16 december 2019 ongegrond verklaard. Bij dat besluit heeft het Uwv zijn beslissing van 21 maart 2019 gehandhaafd waarin de aanvraag van appellant om verhoging van zijn uitkering vanwege hulpbehoevendheid op grond van de Wet WIA is afgewezen.
De rechtbank heeft de beroepsgronden uitvoerig besproken. De rechtbank heeft geoordeeld dat niet blijkt dat appellant feitelijk hulp nodig heeft bij essentiële dagelijkse levensverrichtingen als douchen, naar het toilet gaan en aankleden zodat niet voldaan wordt aan het criterium geregelde verzorging. De Raad sluit zich aan bij wat de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft overwogen.
In hoger beroep heeft appellant geen nieuwe medische gegevens ingediend of nieuwe gronden aangevoerd. De gronden die hij heeft aangevoerd zijn in essentie dezelfde gronden als in beroep. Die gronden zijn door de rechtbank gemotiveerd weerlegd. Het Uwv heeft terecht het verzoek om verhoging van de uitkering bij hulpbehoevendheid als bedoeld in artikel 63 van de Wet WIA afgewezen.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend.) A.M.M Chevalier (getekend.) T. Dompeling