ECLI:NL:CRVB:2022:1945
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering op basis van geschiktheid voor eigen werk na psychische klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 september 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW) uitkering. Appellante, die als medewerker bloemenveiling werkte, had zich op 11 september 2018 ziek gemeld vanwege psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had haar ZW-uitkering beëindigd per 13 september 2019, omdat zij geschikt werd geacht voor haar eigen werk. Appellante was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij stelde dat haar klachten onvoldoende waren onderkend en dat de verzekeringsartsen haar situatie niet goed hadden beoordeeld.
De rechtbank Den Haag had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. Appellante had geen nieuwe medische informatie overgelegd die de beoordeling van haar belastbaarheid op 13 september 2019 zou kunnen ondermijnen. De Raad concludeerde dat appellante per die datum in staat was haar eigen werkzaamheden te verrichten en dat de beëindiging van de ZW-uitkering terecht was.
De Raad heeft de verzoeken van appellante om een onafhankelijke medische en arbeidsdeskundige te benoemen afgewezen, omdat er geen twijfel bestond over de juistheid van de medische beoordeling door het Uwv. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank, en er zijn geen proceskosten aan de orde gesteld.