ECLI:NL:CRVB:2022:1933
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake niet tijdig beslissen op bezwaar en vaststelling dwangsom
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de appellant, die bijzondere bijstand had aangevraagd, in geschil is met het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek over de hoogte van een dwangsom. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het dagelijks bestuur van 15 mei 2018, waarin zijn aanvraag voor bijzondere bijstand werd afgewezen. Op 6 december 2018 heeft het dagelijks bestuur het bezwaar ongegrond verklaard, maar de rechtbank heeft dit besluit op 11 november 2019 vernietigd. De appellant stelde het dagelijks bestuur in gebreke wegens het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar en vroeg om een dwangsom. De rechtbank oordeelde dat de beslistermijn liep tot 19 oktober 2019 en dat de ingebrekestelling van de appellant op 2 november 2018 niet te vroeg was. Hierdoor was het dagelijks bestuur een dwangsom verschuldigd over de periode van 17 november 2018 tot en met 6 december 2018, vastgesteld op € 460,-. In hoger beroep betwistte de appellant de hoogte van de dwangsom, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat het dagelijks bestuur op 6 december 2018 had beslist en dat de vernietiging van dat besluit de beslistermijn niet ongebruikt had laten doorlopen.