ECLI:NL:CRVB:2022:1929
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om vergoeding van huishoudelijke hulp en huurkosten atelier in het kader van de Wet uitkeringen burgeroorlogsslachtoffers
In deze zaak heeft appellante, erkend als burgeroorlogsslachtoffer op basis van psychische invaliditeit, verzocht om vergoeding van twee uren huishoudelijke hulp voor het schoonhouden van haar atelier. De Centrale Raad van Beroep heeft op 8 september 2022 uitspraak gedaan in deze zaak. Appellante heeft eerder een aanvraag ingediend voor voorzieningen voor de aanschaf van schildermateriaal en huurkosten van een atelier, welke door de Sociale verzekeringsbank was afgewezen. De Raad oordeelt dat het schilderen, hoewel het voor appellante van levensbelang is en zij het als copingstrategie beschouwt, geen onderdeel uitmaakt van een medische behandeling of therapie. Hierdoor ontbreekt de vereiste medische noodzaak voor de gevraagde voorzieningen. De Raad concludeert dat de kosten voor het schoonhouden van het atelier en de huurkosten niet als noodzakelijke kosten onder de Wubo kunnen worden aangemerkt. Het beroep van appellante wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.