ECLI:NL:CRVB:2022:1926
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens termijnoverschrijding in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant had op 1 mei 2018 een voorbereidingsperiode aangevraagd op basis van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004. Het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek heeft deze aanvraag op 13 juni 2018 afgewezen, en dit besluit is na bezwaar gehandhaafd op 3 december 2018. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen dit besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet aannemelijk was gemaakt dat het beroepschrift tijdig was ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift pas op 5 december 2019 was ingediend, wat buiten de beroepstermijn viel.
In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat het beroep wel tijdig was ingesteld en heeft hij een uittreksel van de verzendadministratie overgelegd. De Raad heeft echter geoordeeld dat met dit uittreksel niet kon worden vastgesteld dat het beroepschrift daadwerkelijk op 20 december 2018 was verzonden. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.