ECLI:NL:CRVB:2022:1918
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de afwijzing van een Wajong-uitkering en de beoordeling van jonggehandicaptheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Haarlem. De appellant, geboren in 1993, had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, welke door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was afgewezen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de aanvraag laattijdig was, aangezien de appellant op zijn achttiende verjaardag, 4 september 2011, geen beperkingen in zijn arbeidsvermogen kon aantonen. De rechtbank oordeelde dat de bewijslast bij de appellant lag, en dat hij onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat hij op zijn zeventien- of achttienjarige leeftijd arbeidsongeschikt was door ziekte of gebrek.
In hoger beroep herhaalde de appellant zijn argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de appellant geen nieuwe informatie had ingebracht die de eerdere conclusies van de rechtbank kon weerleggen. De Raad benadrukte dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep terecht had vastgesteld dat er geen medische gegevens waren die erop wezen dat de appellant op zijn achttiende verjaardag of binnen vijf jaar daarna als jonggehandicapte kon worden aangemerkt. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak, zonder aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.