In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die zich op 29 april 2013 ziek meldde, ontving een loongerelateerde WGA-uitkering en later een ZW-uitkering. Het Uwv beëindigde de ZW-uitkering per 22 november 2020, omdat appellante meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig was en dat haar klachten niet goed waren meegenomen in de beoordeling van haar belastbaarheid. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, en in hoger beroep herhaalde appellante haar bezwaren. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen voldoende informatie hadden om de belastbaarheid van appellante vast te stellen en dat de geselecteerde functies passend waren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.