ECLI:NL:CRVB:2022:1888
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en proceskostenvergoeding in WIA-zaak
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Het hoger beroep werd ingesteld door mr. M.A.M. Kools, advocaat van appellante. Tijdens de procedure heeft het Uwv een verweerschrift en een nader stuk ingediend. De zitting vond plaats via videobellen op 2 maart 2022, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door mr. H.M.A. van den Boogaard, die de zaak van mr. Kools had overgenomen. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. D.W.C. Jacobs. Na de zitting is het onderzoek geschorst en heeft het Uwv op 4 april 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 19 mei 2022 heeft mr. Van den Boogaard namens appellante het hoger beroep ingetrokken, met het verzoek om het Uwv te veroordelen in de proceskosten. Het Uwv heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze veroordeling. De Centrale Raad van Beroep heeft vervolgens de kosten voor rechtsbijstand van appellante in zowel het beroep als het hoger beroep vastgesteld op in totaal € 3.036,-. De uitspraak is gedaan op 24 augustus 2022 door de enkelvoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de kosten zijn begroot op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De appellante kan zich voor vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden.