ECLI:NL:CRVB:2022:1888

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 augustus 2022
Publicatiedatum
29 augustus 2022
Zaaknummer
20/3541 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenvergoeding in WIA-zaak

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Het hoger beroep werd ingesteld door mr. M.A.M. Kools, advocaat van appellante. Tijdens de procedure heeft het Uwv een verweerschrift en een nader stuk ingediend. De zitting vond plaats via videobellen op 2 maart 2022, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door mr. H.M.A. van den Boogaard, die de zaak van mr. Kools had overgenomen. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. D.W.C. Jacobs. Na de zitting is het onderzoek geschorst en heeft het Uwv op 4 april 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.

Op 19 mei 2022 heeft mr. Van den Boogaard namens appellante het hoger beroep ingetrokken, met het verzoek om het Uwv te veroordelen in de proceskosten. Het Uwv heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze veroordeling. De Centrale Raad van Beroep heeft vervolgens de kosten voor rechtsbijstand van appellante in zowel het beroep als het hoger beroep vastgesteld op in totaal € 3.036,-. De uitspraak is gedaan op 24 augustus 2022 door de enkelvoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de kosten zijn begroot op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De appellante kan zich voor vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden.

Uitspraak

20.3541 WIA

Datum uitspraak: 24 augustus 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
30 september 2020, 20/386 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.A.M. Kools, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift en een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft door middel van videobellen plaatsgevonden op 2 maart 2022. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.M.A. van den Boogaard, die de zaak heeft overgenomen van zijn kantoorgenoot mr. Kools. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D.W.C. Jacobs.
Het onderzoek is ter zitting geschorst. Afgesproken is dat het Uwv, desgewenst in samenspraak met een verzekeringsarts bezwaar en beroep, met een nadere reactie komt.
Het Uwv heeft op 4 april 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 19 mei 2022 heeft mr. Van den Boogaard namens appellante het hoger beroep ingetrokken en verzocht om het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen een veroordeling in de proceskosten.
Beide partijen hebben te kennen gegeven geen behoefte te hebben aan een nadere zitting.
Onder toepassing van artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Vervolgens is het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld.
Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 4 april 2022 volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
Appellante heeft verzocht om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in beroep en hoger beroep.
Het Uwv heeft te kennen gegeven akkoord te gaan met een veroordeling in de proceskosten.
Aanleiding bestaat om het Uwv te veroordelen in de kosten voor rechtsbijstand die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 1.518,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 1.518,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting), in totaal € 3.036,-.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 3.036,-.
Deze uitspraak is gedaan door A.I. van der Kris, in tegenwoordigheid van E.X.R. Yi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2022.
(getekend) A.I. van der Kris
(getekend) E.X.R. Yi