ECLI:NL:CRVB:2022:1887
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WAO-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant, die sinds 2002 ziek was en een WAO-uitkering ontving, had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van zijn uitkering per 21 mei 2018. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant minder dan 15% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van de uitkering. Appellant voerde aan dat zijn beperkingen door vermoeidheid, veroorzaakt door het gebruik van het medicijn Glivec, niet goed waren ingeschat. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en in hoger beroep bevestigde de Centrale Raad van Beroep deze uitspraak. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende rekening had gehouden met de medische situatie van appellant en dat de medische beoordeling deugdelijk was. De argumenten van appellant werden niet overtuigend geacht, en de Raad concludeerde dat de beëindiging van de WAO-uitkering terecht was.