ECLI:NL:CRVB:2022:1870
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht en ontbreken beroepsgronden
Op 18 augustus 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/188 AW. Het hoger beroep van de appellant, die in beroep ging tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg van 8 december 2021, is niet-ontvankelijk verklaard. De appellant was erop gewezen dat er een griffierecht van € 274,- verschuldigd was, dat uiterlijk 28 dagen na de verzending van de brief betaald moest worden. Ondanks herhaalde aanmaningen heeft de appellant het griffierecht niet tijdig betaald. Daarnaast voldeed het ingediende beroepschrift niet aan de eisen, omdat het geen gronden bevatte. De appellant kreeg de kans om dit verzuim te herstellen, maar heeft ook deze termijn ongebruikt laten verstrijken. Gezien deze omstandigheden kon de Centrale Raad van Beroep niet anders dan het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaren. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van griffier K.R. van Renswoude, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.