ECLI:NL:CRVB:2022:1866

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 augustus 2022
Publicatiedatum
23 augustus 2022
Zaaknummer
22/76 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens ontbreken van gronden

Op 18 augustus 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/76 AOW. Het hoger beroep was ingesteld door de appellant, vertegenwoordigd door mr. S.V. Hendriksen, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag van 17 november 2021 (zaaknummer 20/3387). De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het ingediende beroepschrift geen gronden bevatte, zoals vereist volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De gemachtigde van de appellant kreeg de gelegenheid om dit verzuim binnen vier weken te herstellen, maar heeft deze termijn ongebruikt laten verstrijken. Ook na een tweede aanmaning op 18 februari 2022, waarbij opnieuw een termijn van vier weken werd gesteld, heeft de gemachtigde geen beroepsgronden ingediend. Hierdoor was het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk. De Centrale Raad van Beroep besloot zonder verder onderzoek en zonder proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de betrokken partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Datum uitspraak: 18 augustus 2022
22/76 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
17 november 2021, 20/3387 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. S.V. Hendriksen, advocaat, hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. Ingevolge artikel 6:24 van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het ingediende beroepschrift bevat geen gronden.
Bij brief van 18 januari 2022 is de gemachtigde van appellant in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
De gemachtigde van appellant heeft deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Bij aangetekende brief van 18 februari 2022 is aan de gemachtigde van appellant nogmaals de gelegenheid geboden de beroepsgronden in te dienen. Daarbij is een termijn van vier weken gesteld en is appellant erop gewezen dat overschrijding van die termijn tot gevolg zal hebben dat de zaak niet inhoudelijk wordt behandeld.
De gemachtigde van appellant heeft ook deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging vormen voor dit verzuim. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door A. van Gijzen, in tegenwoordigheid van
K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
18 augustus 2022.
(getekend) A. van Gijzen
(getekend) K.R. van Renswoude
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.