ECLI:NL:CRVB:2022:1865

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 augustus 2022
Publicatiedatum
23 augustus 2022
Zaaknummer
19/1575 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken erfgenamen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 augustus 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellante die inmiddels is overleden. De zaak betreft een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 22 februari 2019. De appellante had een procedure aangespannen tegen een zorgkantoor, maar na haar overlijden is gebleken dat er geen erfgenamen zijn die het geding willen voortzetten. Dit is bevestigd door de aankondiging in de Staatscourant, waaruit blijkt dat er niemand zich heeft gemeld om als partij aan het geding deel te nemen.

De Raad heeft vastgesteld dat het processuele belang aan de beoordeling van het hoger beroep is komen te ontvallen. Hierdoor is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten, gezien de omstandigheden van de zaak. De uitspraak is gedaan door J. Brand, met E.J. van der Veldt als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

19.1575 WLZ

Datum uitspraak: 10 augustus 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 22 februari 2019, 18/535 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] , in leven laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats] (appellante)
[zorgkantoor] B.V. (zorgkantoor)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. E. Osinga, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het zorgkantoor heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante is overleden.
Mr. Osinga heeft zich onttrokken als gemachtigde.
De Raad heeft, gelet op het bepaalde in artikel 8:26, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, in de Staatscourant van 24 juni 2022 aangekondigd dat het onderzoek ter zitting zal plaatsvinden op 3 augustus 2022.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 3 augustus 2022. Van de zijde van de erfgenamen is niemand verschenen. Het zorgkantoor heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1. Appellante is overleden. Niet is gebleken van erfgenamen die appellante als partij in het onderhavige geding zijn opgevolgd en het geding zouden willen voortzetten. Ook na de aankondiging in de Staatscourant hebben zich geen belanghebbenden gemeld met het verzoek als partij aan het geding deel te mogen nemen. Uit het voorgaande volgt dat het processuele belang aan de beoordeling van het hoger beroep is komen te ontvallen. Het hoger beroep van appellante zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.
2. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van E.J. van der Veldt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2022.
(getekend) J. Brand
(getekend) E.J. van der Veldt