ECLI:NL:CRVB:2022:1856
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op basis van waarnemingen van werkzaamheden
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 22 september 2015 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet. Het college van burgemeester en wethouders van Helmond heeft op basis van waarnemingen van appellant in een eethuis, waar hij tijdens reguliere arbeidsuren aanwezig was, geconcludeerd dat hij op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht. Appellant heeft dit ontkend en gesteld dat hij enkel sociale contacten onderhield. De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, waarbij zij zich baseerde op vaste rechtspraak die stelt dat aanwezigheid op een werkplek tijdens reguliere uren veronderstelt dat er arbeid is verricht. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, omdat appellant niet kon aantonen dat hij geen werkzaamheden had verricht. De Raad oordeelde dat het college terecht de bijstand heeft ingetrokken en teruggevorderd, omdat appellant in strijd met zijn inlichtingenverplichting geen melding heeft gemaakt van zijn werkzaamheden.