ECLI:NL:CRVB:2022:184
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de zorgvuldigheid van medisch onderzoek en de vaststelling van beperkingen in het kader van de Ziektewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. Appellante, die psychische klachten heeft, was het niet eens met de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zij per 6 maart 2019 geen recht meer had op ziekengeld. Appellante stelde dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts niet onafhankelijk was. De Raad oordeelde dat de grieven van appellante niet slaagden. De verzekeringsarts had appellante op 10 januari 2019 lichamelijk en psychisch onderzocht en had een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. De Raad concludeerde dat de verzekeringsartsen voldoende gemotiveerd hadden dat appellante in staat was om te werken, en dat de eerdere vaststelling van haar beperkingen niet onjuist was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een deskundigenonderzoek. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in medische beoordelingen en de noodzaak om nieuwe informatie te presenteren die twijfels oproept over eerdere conclusies.