ECLI:NL:CRVB:2022:1823
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging en weigering van ZW-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant per 28 september 2020 en de weigering van ziekengeld per 3 november 2020. Appellant, die zich ziek had gemeld met psychische en fysieke klachten, was eerder in aanmerking gebracht voor ziekengeld. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende medische grondslag had voor de beëindiging van de uitkering, aangezien appellant in staat werd geacht om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. De arbeidsdeskundige had afdoende gemotiveerd dat de geselecteerde functies geen groot beroep deden op de beheersing van de Nederlandse taal, wat relevant was gezien appellants opleidingsniveau.
De rechtbank Amsterdam had eerder de beroepen van appellant tegen de besluiten van het Uwv ongegrond verklaard, en de Centrale Raad onderschreef deze overwegingen. Appellant had in hoger beroep herhaald dat zijn depressieve klachten en slaapproblemen niet voldoende waren meegenomen in de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid. De Raad concludeerde echter dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had gemotiveerd waarom er geen urenbeperking moest worden aangenomen. De Raad bevestigde dat appellant voldeed aan de eisen van opleidingsniveau 2, ondanks zijn beweringen over zijn opleidingsachtergrond.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak werd openbaar gedaan.