ECLI:NL:CRVB:2022:1812

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 augustus 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2022
Zaaknummer
21/2525 AOW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring in hoger beroep inzake AOW

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 augustus 2022 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn hoger beroep. Het hoger beroep was eerder op 3 februari 2022 niet-ontvankelijk verklaard omdat appellant de benodigde gronden niet tijdig had ingediend. Appellant, woonachtig in Zwitserland, was het niet eens met deze beslissing en heeft verzet aangetekend. Tijdens de zitting op 23 juni 2022 heeft appellant telefonisch deelgenomen, terwijl de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) niet aanwezig was.

Appellant stelde dat hij de gronden op 30 november 2021 had ingediend, maar de Raad oordeelde dat hij onvoldoende bewijs had geleverd dat hij niet in staat was om de gronden eerder in te dienen. De termijn voor het indienen van gronden liep tot 5 november 2021, en appellant had voldoende gelegenheid gehad om dit te doen. De Raad had hem eerder al twee keer verzocht om de gronden in te dienen, maar appellant had geen bewijs dat hij hiertoe niet in staat was. De Raad concludeerde dat appellant had kunnen zorgen voor een derde om hem te helpen of om uitstel te vragen.

Uiteindelijk verklaarde de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond en zag geen aanleiding om proceskosten aan appellant te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van griffier E.P.J.M. Claerhoudt, en werd openbaar uitgesproken op 4 augustus 2022.

Uitspraak

Datum uitspraak: 4 augustus 2022
21/2525 AOW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzet als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 juni 2021, 20/2237 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] , Zwitserland (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

De Raad heeft het hoger beroep van appellant tegen de aangevallen uitspraak op 3 februari 2022 niet-ontvankelijk verklaard. Dat betekent dat de Raad het hoger beroep niet inhoudelijk in behandeling kan nemen. De Raad heeft de beslissing genomen op grond van de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht.
Appellant is het niet eens met de niet-ontvankelijkverklaring en heeft verzet ingediend.
Het verzet is behandeld ter zitting van 23 juni 2022. Appellant heeft op zijn verzoek deelgenomen aan de zitting door middel van een telefonische verbinding. De Svb is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

In de uitspraak van de Raad van 3 februari 2022 is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat de gronden niet zijn ingediend.
In verzet verklaart appellant dat hij de gronden op 30 november 2021 naar de Raad heeft gestuurd. Verder heeft appellant aangegeven dat hij de gronden niet eerder kon indienen omdat hij was opgenomen in het ziekenhuis en later in een revalidatiecentrum.
De Raad is van mening dat appellant niet met bewijsstukken heeft onderbouwd dat hij niet in staat was de gronden in te dienen in de periode dat dit mogelijk was. De laatste dag om tijdig de gronden in te dienen was 5 november 2021. Dat betekent dat appellant de mogelijkheid heeft gehad om gronden in te dienen tussen het instellen van beroep op 14 juli 2021 en
5 november 2021. De Raad heeft hem twee maal per brief gevraagd om dat te doen, namelijk op 7 september 2021 en op 8 oktober 2021. De brief van 8 oktober is aangetekend verzonden. Appellant wist dat hij gronden moest indienen en heeft voldoende gelegenheid gehad. Dat hij de hele periode hiertoe niet in staat was, is onvoldoende onderbouwd. Hij had een derde kunnen inschakelen om zijn belangen te behartigen en namens hem de gronden in te dienen dan wel nogmaals uitstel te vragen voor het indienen van de gronden.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
De Raad ziet geen aanleiding om proceskosten aan appellant te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van E.P.J.M. Claerhoudt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2022.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) E.P.J.M. Claerhoudt