ECLI:NL:CRVB:2022:1812
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring in hoger beroep inzake AOW
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 augustus 2022 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn hoger beroep. Het hoger beroep was eerder op 3 februari 2022 niet-ontvankelijk verklaard omdat appellant de benodigde gronden niet tijdig had ingediend. Appellant, woonachtig in Zwitserland, was het niet eens met deze beslissing en heeft verzet aangetekend. Tijdens de zitting op 23 juni 2022 heeft appellant telefonisch deelgenomen, terwijl de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) niet aanwezig was.
Appellant stelde dat hij de gronden op 30 november 2021 had ingediend, maar de Raad oordeelde dat hij onvoldoende bewijs had geleverd dat hij niet in staat was om de gronden eerder in te dienen. De termijn voor het indienen van gronden liep tot 5 november 2021, en appellant had voldoende gelegenheid gehad om dit te doen. De Raad had hem eerder al twee keer verzocht om de gronden in te dienen, maar appellant had geen bewijs dat hij hiertoe niet in staat was. De Raad concludeerde dat appellant had kunnen zorgen voor een derde om hem te helpen of om uitstel te vragen.
Uiteindelijk verklaarde de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond en zag geen aanleiding om proceskosten aan appellant te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van griffier E.P.J.M. Claerhoudt, en werd openbaar uitgesproken op 4 augustus 2022.