ECLI:NL:CRVB:2022:181
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en beoordeling van Functionele Mogelijkhedenlijst
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die zich ziek had gemeld met psychische klachten, had een ZW-uitkering ontvangen die door het Uwv was beëindigd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had in zijn rapporten van 4 maart, 9 mei en 14 mei 2019 vastgesteld dat de beperkingen van appellante voldoende waren onderbouwd en dat zij in staat was om de geselecteerde functies te vervullen. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. Appellante voerde in hoger beroep aan dat haar beperkingen niet correct waren vastgesteld in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 6 november 2018, en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar medicijngebruik en de impact daarvan op haar functioneren. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de FML juist was en dat er geen aanleiding was om de beperkingen aan te scherpen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.