ECLI:NL:CRVB:2022:1806
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor maatgevende arbeid na auto-ongeval
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die na een auto-ongeval op 15 mei 2018 ziek was gemeld, had een ZW-uitkering ontvangen. Het Uwv had op 14 mei 2019 besloten dat appellante per 15 juni 2019 geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij medisch geschikt werd geacht voor haar maatgevende arbeid als vestigingsassistente. Appellante was het niet eens met dit besluit en heeft hiertegen bezwaar aangetekend, wat door de rechtbank ongegrond werd verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen de argumenten van appellante in hoger beroep beoordeeld. Appellante stelde dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat zij meer beperkingen had dan door het Uwv was aangenomen. De Raad oordeelde echter dat het Uwv voldoende gemotiveerd had dat de maatgevende arbeid in medisch opzicht geschikt was voor appellante. De rechtbank had eerder vastgesteld dat het onderzoek van het Uwv zorgvuldig was en dat er geen medische noodzaak was voor het stellen van beperkingen. De Raad volgde deze overwegingen en concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde.
De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 10 augustus 2022.