ECLI:NL:CRVB:2022:1802
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering wegens gebrek aan toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WIA-uitkering aan appellante. Appellante had zich in 2013 ziek gemeld met psychische klachten en had in 2014 al een WGA-uitkering geweigerd gekregen omdat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. In 2018 meldde zij zich opnieuw met toegenomen klachten, maar het Uwv weigerde haar een WIA-uitkering toe te kennen, omdat de toegenomen beperkingen niet voortkwamen uit dezelfde ziekteoorzaak. De rechtbank Rotterdam had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
Tijdens de zittingen in deze zaak, die deels via videobellen plaatsvonden, heeft appellante aangevoerd dat zij toegenomen depressieve klachten ervaart, naast fysieke klachten door borstkanker. Het Uwv heeft echter gesteld dat de toename van haar arbeidsongeschiktheid niet het gevolg is van dezelfde ziekteoorzaak als eerder vastgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 19 juli 2022 geconcludeerd dat de psychische klachten van appellante een normale reactie zijn op haar nieuwe aandoening en dat de eerder vastgestelde beperkingen voldoende rekening hielden met haar belastbaarheid.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellante geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat er geen sprake is van toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en veroordeelde het Uwv tot vergoeding van de proceskosten van appellante, die in totaal € 3.415,50 bedragen, evenals het griffierecht van € 178,-. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.