ECLI:NL:CRVB:2022:1787

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 augustus 2022
Publicatiedatum
15 augustus 2022
Zaaknummer
20/2693 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens overlijden appellant zonder opvolging door erfgenamen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 augustus 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 20/2693 PW. Het hoger beroep was ingesteld door appellant, die op 22 november 2021 is overleden. De advocaat van appellant, mr. R.F.H. Tamboenan, heeft de Raad op de hoogte gesteld van het overlijden, maar er is geen reactie gekomen op herhaalde verzoeken om te bevestigen of de erfgenamen de procedure willen voortzetten. De Raad heeft vervolgens een oproep in de Staatscourant geplaatst om de erfgenamen te verzoeken zich te melden, maar niemand heeft gereageerd.

De Raad heeft vastgesteld dat er geen erfgenamen zijn die de procedure willen voortzetten, waardoor het processueel belang van het hoger beroep is vervallen. Gezien deze omstandigheden heeft de Centrale Raad van Beroep besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien het hoger beroep niet verder behandeld kan worden. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter F. Hoogendijk en griffier B. van Dijk.

Uitspraak

20 2693 PW

Datum uitspraak: 2 augustus 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
25 juni 2020, 19/6262 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] (appellant) in leven laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats]
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. R.F.H. Tamboenan, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Op 17 januari 2022 heeft mr. Tamboenan meegedeeld dat appellant op 22 november 2021 is overleden. De Raad heeft mr. Tamboenan verzocht mee te delen of de erven van appellant de procedure wensen voort te zetten. Ondanks herhaalde verzoeken daartoe heeft mr. Tamboenan niet gereageerd.
De Raad heeft, gelet op artikel 8:26, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in de Staatscourant van 20 april 2022 een oproep aan de erven van appellant gedaan om zich te melden en te kennen te geven of zij de procedure wensen voort te zetten.
Niemand heeft zich gemeld.
Het college heeft desgevraagd niet verklaard gebruik te willen maken van het recht om op een zitting te worden gehoord, waarna het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb is gesloten.

OVERWEGINGEN

1. De indiener van het hoger beroep, appellant, is overleden. Daarmee is zijn belang bij voortzetting van het geding vervallen.
2. Niet is gebleken van erfgenamen die appellant als partij in dit geding zijn opgevolgd en die het geding zouden willen voortzetten. Ook na de oproep in de Staatscourant heeft niemand zich daarvoor gemeld.
3. Dit betekent dat er geen processueel belang meer is om het hoger beroep te beoordelen. Het hoger beroep zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door F. Hoogendijk, in tegenwoordigheid van B. van Dijk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2022.
(getekend) F. Hoogendijk
(getekend) B. van Dijk