ECLI:NL:CRVB:2022:1769

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 juli 2022
Publicatiedatum
12 augustus 2022
Zaaknummer
18/2819 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens termijnoverschrijding in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het CAK, waarin de maximale periodebijdrage voor maatwerkvoorzieningen op € 476,58 per vier weken was vastgesteld. Het bezwaar werd echter niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De rechtbank Gelderland had het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De appellant stelde in hoger beroep dat de rechtbank partijdig was en dat het bezwaarschrift eerder was verzonden dan de stempeldatum van CAK. De Raad oordeelde dat er geen aanwijzingen waren voor partijdigheid of vooringenomenheid van de rechtbank en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de strikte toepassing van de termijnen in de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

18.2819 WMO15

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 6 april 2018, 17/3519 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)

CAK

Datum uitspraak: 27 juli 2022
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
CAK heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juni 2022. Appellant is niet verschenen. CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door L. Remmerswaal.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Aan appellant zijn maatwerkvoorzieningen verstrekt op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Voor deze maatwerkvoorzieningen is appellant een bijdrage verschuldigd.
1.2.
CAK heeft bij besluit van 3 maart 2017 de maximale periodebijdrage vanaf periode 1 van 2017 vastgesteld op € 476,58 per vier weken.
1.3.
Bij brief, gedateerd op 13 april 2017, heeft appellant tegen dit besluit bezwaar gemaakt. CAK heeft het bezwaarschrift op 26 april 2017 voor ontvangst gestempeld.
1.4.
CAK heeft appellant bij brief van 2 mei 2017 in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom het bezwaar te laat is ingediend. Appellant heeft gereageerd bij brief van 11 mei 2017.
1.5.
Bij besluit van 26 mei 2017 (bestreden besluit) heeft CAK het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij het bezwaarschrift later dan een week na afloop van de termijn heeft ontvangen en appellant geen geldige reden heeft gegeven voor de termijnoverschrijding.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gezien voor de stelling van appellant dat de ontvangstdatum van het bezwaarschrift bij CAK niet juist is. Appellant heeft het bezwaarschrift dus te laat ingediend. In wat appellant heeft aangevoerd heeft de rechtbank geen aanleiding gezien voor het oordeel dat appellant geen verwijt kan worden gemaakt van de termijnoverschrijding. Er bestaan dus geen gronden om de niet-ontvankelijkverklaring achterwege te laten.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij heeft hiertoe het volgende aangevoerd. De rechtbank heeft blijk gegeven van vooringenomenheid en corruptie en heeft de standpunten van appellant genegeerd. Verder heeft CAK het bezwaarschrift niet op 26 april 2017 gestempeld, omdat het veel eerder is verstuurd en binnengekomen. De rechtbank heeft ten onrechte niet de couverts willen zien die het standpunt van appellant zouden kunnen onderbouwen. Appellant heeft ten slotte verzocht om CAK te veroordelen tot vergoeding van € 100.000,- wegens fysieke, materiële en psychische schade.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Met zijn stellingen over de procedure bij de rechtbank Gelderland heeft appellant in feite gesteld dat hij geen eerlijk proces heeft gehad als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Deze beroepsgrond slaagt niet. De Raad ziet in wat appellant heeft aangevoerd en ook overigens geen aanwijzingen voor een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid of vooringenomenheid bij de rechtbank. Appellant heeft ook zijn standpunt over corruptie bij de rechtbank op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. Verder kan appellant niet worden gevolgd in zijn stelling dat de rechtbank in de aangevallen uitspraak niet op zijn standpunten is ingegaan. De rechtbank heeft de beroepsgronden van appellant samengevat in rechtsoverwegingen 3.1 en 6.1 van de aangevallen uitspraak en heeft deze vervolgens besproken. Volgens vaste rechtspraak van de Raad (zie de uitspraak van 8 februari 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:AZ8746) hoeft de bestuursrechter niet op alle aangevoerde gronden in te gaan, maar kan hij zich beperken tot de kern daarvan.
4.2.1.
Artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken bedraagt. Artikel 6:9, tweede lid, van de Awb bepaalt dat bij verzending per post een bezwaar- of beroepschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Artikel 6:11 van de Awb bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.2.2.
De Raad acht het, gelet op de door CAK geplaatste stempel, aannemelijk dat CAK het bezwaarschrift pas op 26 april 2017, ruim later dan een week na afloop van de bezwaartermijn, heeft ontvangen. Daarmee is het bezwaarschrift niet tijdig ingediend. De Raad ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat CAK een onjuiste datumstempel zou hebben geplaatst. Appellant heeft geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar is te achten in de zin van artikel 6:11 van de Awb. De beroepsgrond slaagt niet.
4.3.
Uit 4.1 tot en met 4.2.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Er bestaat geen grond voor toewijzing van het verzoek om schadevergoeding.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins als voorzitter en M.A.H. van Dalenvan Bekkum en A.E. Dutrieux als leden, in tegenwoordigheid van S.N. de Groot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2022.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) S.N. de Groot