In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ZW-uitkering van appellante, die lijdt aan migraine. Appellante had zich op 4 februari 2010 ziek gemeld en na verschillende beoordelingen door het Uwv werd vastgesteld dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De Raad oordeelde dat het Uwv ten onrechte de ZW-uitkering per 19 februari 2019 had beëindigd, omdat er sprake was van excessief ziekteverzuim. De verzekeringsarts had vastgesteld dat appellante drie ziektedagen per week had, wat resulteerde in een verzuimpercentage van 43%. De Raad volgde het standpunt van de verzekeringsarts van appellante, die stelde dat een dergelijk verzuimrisico structureel excessief is en dat van een werkgever niet kan worden verlangd om appellante in haar functie van schadecorrespondent tewerk te stellen. De Raad vernietigde het besluit van het Uwv en kende appellante per 19 februari 2019 een ZW-uitkering toe. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die op € 1.518,- werden vastgesteld.