Uitspraak
20 740 ZW-T
)
PROCESVERLOOP
.
Centrale Raad van Beroep
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 9 augustus 2022, wordt de besluitvorming van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) omtrent de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van appellant, een metaalbewerker, beoordeeld. Appellant had zich op 10 maart 2017 ziek gemeld na een val op het werk en ontving ziekengeld van het Uwv, dat door zijn werkgeefster werd betaald. Na een eerstejaars Ziektewet-beoordeling in 2018, concludeerde het Uwv dat appellant in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen, en beëindigde de uitkering per 12 juli 2018. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde zijn beroep ongegrond.
In hoger beroep voerde appellant aan dat de rechtbank ten onrechte medische informatie uit Turkije had uitgesloten van de beoordeling en dat de verzekeringsartsen onvoldoende onderzoek hadden gedaan naar zijn klachten. De Raad oordeelde dat de besluitvorming van het Uwv berustte op een onzorgvuldige voorbereiding en gebrekkige motivering. De Raad gaf het Uwv de opdracht om binnen vier weken de gebreken in het bestreden besluit te herstellen, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. De Raad benadrukte dat als het functioneren van de vingers door het verloop van de tijd niet meer onderzocht kan worden, dit risico voor het Uwv komt.