ECLI:NL:CRVB:2022:1733
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na beoordeling van beperkingen en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant. Appellant, die zich ziek had gemeld met psychische klachten, ontving sinds 2 oktober 2017 een ZW-uitkering. Het Uwv beëindigde deze uitkering per 30 november 2018, omdat appellant in staat werd geacht om meer dan 65% van zijn eerdere loon te verdienen. Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft bezwaar aangetekend, wat door het Uwv ongegrond werd verklaard. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat zijn beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 3 september 2018 zijn onderschat. Hij heeft verschillende medische rapporten ingediend ter ondersteuning van zijn standpunt, waaronder rapporten van Bavo Europoort en Indigo. De verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv heeft echter geconcludeerd dat de ingediende stukken geen aanleiding geven om verdergaande beperkingen aan te nemen. De rechtbank heeft in haar uitspraak bevestigd dat de FML correct was en dat de geselecteerde functies binnen de vastgestelde beperkingen van appellant passen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geoordeeld dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van de FML. De Raad heeft vastgesteld dat de door appellant ingediende informatie niet voldoende onderbouwd was om aan te nemen dat zijn beperkingen ernstiger waren dan vastgesteld. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellant afgewezen.