ECLI:NL:CRVB:2022:1730
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en juiste FML
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om aan appellante een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellante, die als schoonmaakster werkte, had zich ziek gemeld na een verkeersongeval en had te maken met diverse lichamelijke en psychische klachten. De verzekeringsarts stelde vast dat appellante belastbaar was met inachtneming van de beperkingen zoals vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 17 augustus 2018.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om aan te nemen dat het Uwv de belastbaarheid van appellante onjuist had ingeschat. In hoger beroep voerde appellante aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat haar beperkingen onvoldoende waren meegewogen. De Raad oordeelde echter dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht had vastgesteld en dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. De conclusies van de verzekeringsartsen werden onderschreven, en het hoger beroep van appellante werd afgewezen.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door M. Schoneveld, in tegenwoordigheid van griffier C.G. van Straalen.