ECLI:NL:CRVB:2022:1728

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 augustus 2022
Publicatiedatum
8 augustus 2022
Zaaknummer
22/854 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens ontbreken van beroepsgronden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 augustus 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 22/854 WAJONG. Het hoger beroep was ingesteld door de appellant, vertegenwoordigd door mr. M.J.G. Schroeder, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag van 2 februari 2022 (zaaknummer 20/6846). De Centrale Raad heeft vastgesteld dat het ingediende beroepschrift geen gronden bevatte, zoals vereist volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De gemachtigde van de appellant kreeg de gelegenheid om dit verzuim te herstellen, maar heeft de gestelde termijnen ongebruikt laten verstrijken. Ondanks herhaalde verzoeken om de beroepsgronden in te dienen, is er geen reactie gekomen van de gemachtigde. De Centrale Raad concludeert dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat er geen inhoudelijke behandeling kan plaatsvinden zonder de benodigde gronden.

De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, met J.M. Labage als griffier. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet aan te tekenen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 3 augustus 2022
22/854 Wajong
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
2 februari 2022, 20/6846 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M.J.G. Schroeder, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

OVERWEGINGEN

In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. Ingevolge artikel 6:24 van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het ingediende beroepschrift bevat geen gronden.
Bij brief van 5 april 2022 is de gemachtigde van appellant in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
De gemachtigde van appellant heeft deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Bij aangetekende brief van 6 mei 2022 is aan de gemachtigde van appellant nogmaals de gelegenheid geboden de beroepsgronden in te dienen. Daarbij is een termijn van vier weken gesteld en is appellant erop gewezen dat overschrijding van die termijn tot gevolg zal hebben dat de zaak niet inhoudelijk wordt behandeld.
De gemachtigde van appellant heeft ook deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging vormen voor dit verzuim. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van J.M. Labage als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2022.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) J.M. Labage
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.

CVG