ECLI:NL:CRVB:2022:1726
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Dompeling
- G.S.M. van Duinkerken
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uwv om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Appellante, die als veeverzorger/inpakker werkte, meldde zich ziek na een bedrijfsongeval op 5 maart 2018. Na een medisch onderzoek door een verzekeringsarts op 14 januari 2020, werd vastgesteld dat appellante restklachten had van haar linkerarm, maar dat zij niet meer dan 35% arbeidsongeschikt was. Het Uwv weigerde daarom de WIA-uitkering per 2 maart 2020. Appellante ging in bezwaar, maar dit werd ongegrond verklaard door het Uwv. De rechtbank Limburg bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 15 oktober 2021, waartegen appellante in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 27 juni 2022 werd appellante bijgestaan door haar advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door een gemachtigde. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen goed op de hoogte waren van de fysieke problematiek van appellante. De rechtbank had vastgesteld dat er geen noodzaak was voor een urenbeperking, omdat appellante niet voldoende medische gegevens had ingediend om haar standpunt te onderbouwen. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt over haar energetische beperkingen, maar de Raad oordeelde dat deze niet voldoende waren onderbouwd met medische gegevens.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om een deskundige in te schakelen af, omdat er geen twijfel bestond over de juistheid van de medische beoordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 8 augustus 2022, waarbij de Raad geen aanleiding zag voor een veroordeling in de proceskosten.