In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de Minister van Justitie en Veiligheid die betrokkene, een huisarts, ontsloeg omdat hij niet beschikte over een geldige registratie als huisarts. De minister had jarenlang aanvaard dat betrokkene zijn functie uitoefende zonder deze registratie, wat leidde tot de vraag of de minister in redelijkheid gebruik had kunnen maken van zijn ontslagbevoegdheid. De rechtbank oordeelde dat de minister dit niet had kunnen doen, en de Centrale Raad bevestigde dit oordeel. De Raad herroept het ontslagbesluit van 28 maart 2019, waardoor de aanstelling van betrokkene wordt geacht nimmer te zijn beëindigd. De Raad benadrukt dat het aan partijen is om in gesprek te gaan over de ontstane situatie en tot een oplossing te komen. De minister wordt tevens veroordeeld in de proceskosten van betrokkene, die in totaal € 2.979,50 bedragen.