ECLI:NL:CRVB:2022:1694
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de Wet WIA. Appellant had zich ziek gemeld op 4 juli 2014 en ontving een loongerelateerde WGA-uitkering. Het Uwv had de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op minder dan 35% en de uitkering per 1 juni 2019 ingetrokken. Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
De Raad heeft vastgesteld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen reden is om te twijfelen aan de medische beoordeling door het Uwv. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad heeft deze uitspraak bevestigd. Appellant voerde aan dat zijn medische situatie was verslechterd en dat hij niet in staat was om arbeid te verrichten, maar de Raad oordeelde dat de ingebrachte medische informatie geen aanleiding gaf om aan te nemen dat appellant meer beperkt was dan vastgesteld.
De Raad concludeerde dat de beperkingen die waren aangenomen voor appellant adequaat waren en dat er geen noodzaak was voor het inschakelen van een onafhankelijke deskundige. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.