ECLI:NL:CRVB:2022:1687
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening van het beroepschrift
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 juli 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het hoger beroep was geregistreerd onder nummer 22/1191 WSFBSF. De Raad oordeelde dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, aangezien het pas op 19 april 2022 was ontvangen, terwijl de termijn voor indiening op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zes weken bedraagt. De termijn ging in op de dag na de bekendmaking van de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 23 november 2021 had plaatsgevonden.
Appellant had aangevoerd dat hij het beroepschrift al op 22 of 23 december 2021 had verzonden, maar de Raad oordeelde dat deze stelling niet voldoende was om aan te nemen dat appellant niet in verzuim was geweest. De Raad benadrukte dat het risico van niet-tijdige ontvangst van per gewone post verzonden stukken voor rekening van appellant komt. Gezien deze overwegingen verklaarde de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep niet-ontvankelijk, zonder verder onderzoek te doen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.