Uitspraak
20 671 ZW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
ZW-uitkering toe en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 1 maart 2019;
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het ziekengeld van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die zich in 2013 ziek meldde wegens nek- en schouderklachten, ontving aanvankelijk een uitkering op basis van de Werkloosheidswet. Het Uwv weigerde echter een WIA-uitkering toe te kennen, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een nieuwe ziekmelding in 2017, waarbij appellant ziekengeld ontving op basis van de Ziektewet, beëindigde het Uwv het recht op ziekengeld per 17 oktober 2018. Appellant ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat er een onzorgvuldig medisch en arbeidskundig onderzoek heeft plaatsgevonden en dat de medische informatie van zijn behandelaars onvoldoende is meegewogen. De Raad heeft in deze zaak doorslaggevende betekenis toegekend aan het oordeel van de door appellant geraadpleegde psychiater Kazemier, die een ernstig ziektebeeld heeft vastgesteld. Kazemier concludeerde dat appellant niet in staat is tot een volle dagtaak, mede door de medicatie die hij gebruikt en zijn psychische toestand.
De Raad oordeelde dat het Uwv het ziekengeld ten onrechte heeft beëindigd en heeft het besluit van het Uwv vernietigd. Appellant heeft recht op ziekengeld vanaf 17 oktober 2018. Daarnaast is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 5.732,50 bedragen. De uitspraak benadrukt het belang van deskundigen in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de zorgvuldigheid die daarbij in acht moet worden genomen.