Uitspraak
21.2044 WIA
OVERWEGINGEN
31 oktober 2019 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het Uwv heeft het bezwaar van appellant tegen dit besluit bij besluit van 2 april 2020 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Hieraan ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 31 maart 2020 ten grondslag.
13 januari 2022, bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport toegelicht dat de per 1 december 2020 voor appellant aangenomen volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid niet reeds geldt per
31 oktober 2019. Per 1 december 2020 is uitgegaan van toegenomen klachten die hebben geleid tot een FML met meer beperkingen dan per 31 oktober 2019. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft wel aanleiding gezien de per datum in geding geldende FML op
6 januari 2022 aan te vullen met een beperking op hurken (item 4.22). De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport geconcludeerd dat de geselecteerde functies, ondanks de gewijzigde FML, onverminderd voor appellant geschikt zijn. Het Uwv handhaaft daarom de conclusie dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant per 31 oktober 2019 minder dan 35% blijft, zodat er ongewijzigd geen recht is op een WIA-uitkering.
€ 1.897,50 in hoger beroep (2,5 punten), totaal € 3.415,50 voor verleende rechtsbijstand. Ook dient het Uwv het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.
BESLISSING
bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 3.415,50;