ECLI:NL:CRVB:2022:1646
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en medische beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 juli 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om geen WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die zich ziekmeldde met diverse klachten, had eerder een uitkering geweigerd gekregen omdat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. Na een verzoek om herbeoordeling wegens verslechtering van zijn gezondheid, concludeerde het Uwv dat er geen toegenomen beperkingen waren en weigerde opnieuw een uitkering toe te kennen. De rechtbank Limburg had het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en de conclusie van de rechtbank onderschreven dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd. De Raad oordeelde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor een toename van de beperkingen van appellant. De ingebrachte medische informatie, waaronder rapporten van een reumatoloog en een revalidatiearts, ondersteunde de conclusie van het Uwv dat appellant niet volledig arbeidsongeschikt was. De Raad heeft het verzoek van appellant om een deskundige te benoemen afgewezen, omdat er geen twijfel bestond over de medische beoordeling. Uiteindelijk werd het hoger beroep van appellant afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd.