Uitspraak
21.4480 ZW
mr. M.W.A. Blind.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het ziekengeld van appellant, die zich op 27 mei 2019 ziek had gemeld. Het Uwv had op 19 juni 2020 besloten het recht op ziekengeld per 20 juli 2020 te beëindigen, omdat appellant in staat werd geacht meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Dit besluit was gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig onderzoek en een arbeidsdeskundig rapport. Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij stelde dat de medische beoordeling niet juist was uitgevoerd.
De rechtbank Gelderland had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de functies die aan de EZWb ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had de beperkingen van appellant zorgvuldig beoordeeld en de rechtbank oordeelde dat de medische belastbaarheid op overtuigende wijze was gemotiveerd. Appellant had in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens overgelegd die de eerdere beoordelingen konden weerleggen.
De Raad concludeerde dat het Uwv terecht het recht op ziekengeld van appellant per 20 juli 2020 had beëindigd, en dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. De uitspraak werd gedaan door E.W. Akkerman, met J.J.C. Vorias als griffier.