ECLI:NL:CRVB:2022:1628
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldige medische beoordeling en afwijzing van urenbeperking
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. Appellante, die zich op 24 september 2018 ziek meldde met buikpijnklachten, had een Ziektewet (ZW) uitkering ontvangen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde deze uitkering per 27 maart 2020, omdat appellante meer dan 65% van haar maatmaninkomen zou kunnen verdienen. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat haar medische klachten en beperkingen niet goed waren ingeschat. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv zorgvuldig onderzoek had gedaan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had overtuigend gemotiveerd dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 29 mei 2020 correct was en dat er geen medische indicatie was voor een urenbeperking. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en voegde hieraan toe dat de medische gegevens van de behandelaars van appellante geen aanleiding gaven om aan de conclusies van de verzekeringsartsen te twijfelen. De Raad concludeerde dat appellante, ondanks haar klachten, in staat was om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen en dat de arbeidskundige beoordeling van het Uwv juist was.
De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en wees het verzoek van appellante om benoeming van een deskundige af, omdat er geen twijfel bestond over de medische beoordeling. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.