ECLI:NL:CRVB:2022:1627
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake weigering WIA-uitkering en herziening besluit door Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 juli 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant had eerder, in 2009, een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) geweigerd gekregen. Na een verzoek tot herziening van dit besluit in 2019, heeft het Uwv opnieuw geweigerd om appellant een uitkering toe te kennen, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden. De rechtbank Midden-Nederland had deze beslissing van het Uwv bevestigd in een eerdere uitspraak op 16 november 2021.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen het medisch onderzoek door het Uwv als zorgvuldig beoordeeld. De rechtbank had de bevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de rapporten van psycholoog M.C.J. van Rijn besproken, maar kwam tot de conclusie dat de door Van Rijn gestelde nieuwe diagnoses niet voldoende onderbouwd waren. De Raad oordeelde dat de eerdere diagnoses van de verzekeringsartsen van het Uwv, die uitgingen van een dysthyme stoornis, correct waren en dat er geen aanleiding was om aan de conclusies van het Uwv te twijfelen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek van appellant om een onafhankelijk deskundige te benoemen af.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de noodzaak voor nieuwe feiten of omstandigheden om een eerder besluit te herzien. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.