ECLI:NL:CRVB:2022:1616
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen verlaging Wajong-uitkering en beoordeling arbeidsvermogen
Op 20 juli 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de verlaging van zijn Wajong-uitkering naar 70% van het minimumloon. Appellant, geboren in 1974, ontving sinds 1992 een uitkering op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, die later is omgezet naar de Wajong. In 2017 heeft het Uwv vastgesteld dat appellant arbeidsvermogen heeft, wat leidde tot de verlaging van zijn uitkering. Appellant was het niet eens met deze beoordeling en heeft hoger beroep ingesteld.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft in een eerdere uitspraak het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het Uwv voldoende had aangetoond dat appellant ten minste vier uur per dag belastbaar is. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij niet in staat is om deze hoeveelheid arbeid te verrichten en heeft hij rapporten van zijn medisch adviseur ingediend ter ondersteuning van zijn standpunt.
De Centrale Raad van Beroep heeft de deskundige, C.J.P. Brouwer, ingeschakeld om de situatie van appellant te beoordelen. De deskundige heeft geconcludeerd dat appellant gedurende ten minste vier uur per dag belastbaar is en dat hij de taak 'bemannen balie' kan uitvoeren. De Raad heeft de conclusies van de deskundige gevolgd en geoordeeld dat de verlaging van de Wajong-uitkering terecht is doorgevoerd. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.