ECLI:NL:CRVB:2022:1606

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 juli 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
21/3744 WIA-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de beslissing van het Uwv inzake WIA-uitkering en toename van beperkingen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 15 september 2021. De appellant, die een WIA-uitkering aanvroeg, was in beroep gegaan tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 29 september 2020, waarin werd vastgesteld dat hij met ingang van 16 april 2019 geen recht had op een WIA-uitkering. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd.

De Centrale Raad oordeelde dat er geen sprake was van een toename van beperkingen ten opzichte van de eerdere WIA-beoordeling in 2018. De Raad concludeerde dat het Uwv voldoende zorgvuldig onderzoek had gedaan en dat de medische grondslag voor de beslissing voldoende was onderbouwd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had gemotiveerd uiteengezet dat er geen toegenomen arbeidsongeschiktheid was per 16 april 2019. De appellant had in hoger beroep wel gesteld dat zijn klachtenpatroon onvoldoende was meegewogen, maar deze stelling was niet onderbouwd met medische informatie.

De Centrale Raad van Beroep heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten, en de beslissing is uitgesproken in het openbaar. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en onderstreept het belang van een zorgvuldige medische beoordeling in het kader van WIA-uitkeringen.

Uitspraak

21.3744 WIA-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 15 september 2021, 20/5943 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 14 juli 2022
Zitting heeft: T. Dompeling
Griffier: R. van der Heide
Ter zitting zijn verschenen: namens appellant [Naam] . Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.J.M.M. de Poel.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen de beslissing op bezwaar van 29 september 2020 ongegrond verklaard. Bij dat besluit heeft het Uwv zijn beslissing van 30 juli 2019 gehandhaafd dat appellant met ingang van 16 april 2019 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat geen sprake is van een toename van beperkingen ten opzichte van de eerdere WIA-beoordeling in 2018.
De Raad sluit zich aan bij wat de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft overwogen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat voldoende zorgvuldig onderzoek is gedaan. Ook wordt de rechtbank gevolgd in het oordeel dat geen twijfel bestaat aan de juistheid van de medische conclusies van de verzekeringsartsen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd uiteengezet dat geen sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid per 16 april 2019. In hoger beroep is door appellant wel gesteld dat zijn klachtenpatroon onvoldoende door het Uwv is meegewogen en dat te lichtvaardig beperkingen zijn aangenomen, maar dit is niet onderbouwd met medische informatie.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend.) R. van der Heide (getekend.) T. Dompeling