ECLI:NL:CRVB:2022:1601
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvragen om bijstand op grond van de Participatiewet met betrekking tot hoofdverblijf en wijziging van omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op 12 juli 2022 in hoger beroep tegen de afwijzing van aanvragen om bijstand door de erven van A. A had tot 9 oktober 2017 een uitkering op basis van de Ziektewet en diende op 10 april 2018 een aanvraag in voor bijstand op grond van de Participatiewet (PW) met een gewenste ingangsdatum van 25 november 2017. De aanvraag werd afgewezen omdat A niet aannemelijk had gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf had op het opgegeven adres. De Raad oordeelde dat het op de aanvrager rust om te bewijzen dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden bij een nieuwe aanvraag na een eerdere afwijzing. De Raad concludeerde dat A niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn woon- en leefsituatie, ondanks meerdere pogingen van de gemeente om A te bereiken voor een huisbezoek. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank Rotterdam, die de afwijzing van de aanvragen om bijstand ongegrond had verklaard. De Raad benadrukte dat de bewijslast bij de aanvrager ligt en dat de bijstandverlenende instantie de verstrekte informatie moet verifiëren. De aanvragen van A werden om verschillende redenen afgewezen, waaronder het ontbreken van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden die rechtvaardigen dat bijstand met terugwerkende kracht wordt verleend. De Raad bevestigde dat de aanvragen om bijstand terecht zijn afgewezen en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in proceskosten.