In deze zaak gaat het om de herziening, intrekking en terugvordering van bijstand aan appellanten, die sinds 17 oktober 2014 bijstand ontvingen op basis van de Participatiewet (PW). Naar aanleiding van een melding dat appellant mogelijk in een pizzeria werkte, heeft de gemeente Uden een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek onthulde dat appellanten in de periode van 30 januari 2015 tot en met 28 september 2017 aanzienlijke bedragen via Western Union hadden ontvangen, die zij niet hadden gemeld. De gemeente heeft daarop besloten de bijstand te herzien en een boete op te leggen wegens het niet voldoen aan de inlichtingenverplichting.
De rechtbank heeft het beroep van appellanten tegen het besluit van de gemeente ongegrond verklaard, maar in hoger beroep hebben appellanten zich gekeerd tegen deze uitspraak. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellanten de inlichtingenverplichting hebben geschonden door geen melding te maken van de ontvangen bedragen. De Raad heeft de hoogte van de opgelegde boete herzien, rekening houdend met de financiële situatie van appellanten, en vastgesteld op € 655,03. De Raad heeft ook de proceskosten van appellanten vergoed.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig melden van ontvangen bedragen door bijstandsontvangers en de gevolgen van het niet voldoen aan de inlichtingenverplichting. De Raad heeft geoordeeld dat de gemeente bevoegd was tot herziening en terugvordering van de bijstand, en dat de boete passend was gezien de omstandigheden van de appellanten.