ECLI:NL:CRVB:2022:1596
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Boete opgelegd wegens schending inlichtingenverplichting door niet melden van detentie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellante ontving sinds 15 mei 2016 bijstand op basis van de Participatiewet (PW). Na een signaal van het inlichtingenbureau dat appellante vanaf 21 april 2019 in detentie verbleef, heeft de gemeente Kerkrade haar bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken. De appellante had haar detentie niet gemeld, wat leidde tot de conclusie dat zij de inlichtingenverplichting had geschonden. Het college legde haar een boete op van € 85,37, omdat zij ten onrechte bijstand had ontvangen.
De appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij geen gelegenheid had om het college te informeren over haar detentie en dat de boete moest worden ingetrokken omdat haar geen cautie was gegeven tijdens het verhoor. De Raad oordeelde dat appellante redelijkerwijs had moeten begrijpen dat haar detentie invloed had op haar recht op bijstand en dat zij dit had moeten melden. De Raad bevestigde dat de schending van de inlichtingenverplichting niet zonder verwijtbaarheid was en dat de boete terecht was opgelegd. De stelling van appellante dat zij niet in staat was om het college te informeren, werd niet onderbouwd.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.