ECLI:NL:CRVB:2022:1587

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
18 juli 2022
Zaaknummer
21/3682 ZW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep en verzet tegen uitspraak van de Centrale Raad van Beroep

In de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 7 juli 2022, met zaaknummer 21/3682 ZW-V, is het verzet van appellante tegen de eerdere uitspraak van 27 januari 2022 behandeld. In die eerdere uitspraak werd het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De Raad oordeelde dat de laatste dag voor het indienen van het beroepschrift 28 september 2021 was, terwijl het beroepschrift pas op 12 oktober 2021 was ontvangen. De gemachtigde van appellante voerde aan dat het beroepschrift tijdig was verzonden, maar kon niet aantonen dat het op een eerdere datum ter post was bezorgd. De Raad hanteert de regel dat de datum van verzending wordt vastgesteld aan de hand van het poststempel op de enveloppe, tenzij de verzender kan bewijzen dat de brief eerder is verzonden. De enkele stelling van de gemachtigde was hiervoor onvoldoende. Het verzet werd behandeld op 23 juni 2022, maar beide partijen waren niet aanwezig. De Raad concludeerde dat het verzet ongegrond was en dat er geen aanleiding was om proceskosten aan appellante te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 7 juli 2022.

Uitspraak

Datum uitspraak: 7 juli 2022
21/3682 ZW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzet als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 augustus 2021, 20/6453 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

De Raad heeft het hoger beroep van appellante tegen de aangevallen uitspraak op 27 januari 2022 niet-ontvankelijk verklaard. Dat betekent dat de Raad het hoger beroep niet inhoudelijk in behandeling kan nemen. De Raad heeft de beslissing genomen op grond van de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht.
Namens appellante heeft mr. T.P. Schut, advocaat, verzet ingediend.
Het verzet is behandeld ter zitting van 23 juni 2022. Beide partijen waren daarbij niet aanwezig.

OVERWEGINGEN

In de uitspraak van de Raad van 27 januari 2022 is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het hoger beroep te laat is ingediend.
De laatste dag waarop tijdig een beroepschrift kon worden ingediend, was op 28 september 2021. Het hoger beroepschrift is op 12 oktober 2021 bij de Raad ontvangen. Op de enveloppe is een poststempel geplaatst van 11 oktober 2021. De gemachtigde van appellante heeft aangevoerd dat het beroepschrift binnen de termijn is verzonden en dat er de laatste periode veel mis gaat bij de post.
In verzet gaat de gemachtigde van appellante inhoudelijk op de zaak in.
De Raad is van mening dat zij in haar uitspraak van 27 januari 2022 terecht heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet tijdig is ingediend. Volgens vaste rechtspraak van de Raad wordt bij de vaststelling van de dag waarop een brief ter post is bezorgd, uitgegaan van het op de enveloppe geplaatste poststempel, tenzij de verzender aannemelijk maakt dat de brief op een eerdere datum ter post is bezorgd. De enkele stelling van de gemachtigde van appellante dat het hogerberoepschrift binnen de termijn is verzonden is daarvoor onvoldoende. Daarbij merkt de Raad nog op dat het hogerberoepschrift ook niet binnen één week na afloop van de termijn bij de Raad is ontvangen.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
De Raad ziet geen aanleiding om proceskosten aan appellante te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van E.P.J.M. Claerhoudt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2022.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) E.P.J.M. Claerhoudt